Resolutie van het Europees Parlement van 11 oktober 2007 over de humanitaire situatie in Gaza
Het Europees Parlement ,
– onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over het Midden-Oosten, met name die van 2 februari 2006 over de uitslag van de Palestijnse verkiezingen en de situatie in Oost-Jeruzalem(1) , 1 juni 2006 over de humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden en de rol van de EU(2) , 7 september 2006 over de situatie in het Midden-Oosten(3) , 16 november 2006 over de situatie in de Gazastrook(4) , 21 juni 2007 over MEDA en financiële steun voor Palestina: evaluatie, implementatie en controle(5) , en die van 12 juli 2007 over het Midden-Oosten(6) ,
– gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad nrs. 242 (1967) en 338 (1973),
– gezien de verklaring van het Kwartet van 23 september 2007,
– gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 23 en 24 juli 2007,
– gezien de verklaring van 21 september 2007 over het Midden-Oosten van de Hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de humanitaire crisis in de Gazastrook ten gevolge van de belemmering van het verkeer van personen en goederen, de grootschalige vernietiging van openbare infrastructuur en particuliere huizen, de onderbreking van de dienstverlening in ziekenhuizen, klinieken en scholen, de gedeeltelijke ontzegging van de toegang tot schoon drinkwater, voedsel en elektriciteit, en de verwoesting van landbouwgronden, een rampzalig peil heeft bereikt,
B. overwegende dat de grensposten Karni en Rafah al maanden gesloten zijn, dat de economie door de belemmering van het verkeer van personen en goederen verder is verlamd en dat de buitengewoon hoge werkloosheid in de Gazastrook o.m. daardoor aanzienlijk is toegenomen,
C. overwegende dat de sectoren water en afvalwater in een kritieke toestand verkeren, en dat deze situatie door tekort aan water en mogelijke overstroming van afvalwater, aanleiding kan zijn tot nog meer humanitaire en milieucrises,
D. overwegende dat de gezondheidszorg zwaar onder druk staat en dat een groot deel van de bevolking gebrek heeft aan dringend noodzakelijke behandeling geneesmiddelen,
E. overwegende dat het onderwijsstelsel kampt met ernstige tekortkomingen door het ontbreken van fundamentele hulpmiddelen en dat de kwaliteit van het onderwijs daalt; dat deze situatie ernstige gevolgen zal hebben voor de toekomst van de jonge generatie in de Gazastrook woonachtige Palestijnen,
F. overwegende dat de Europese Unie de Palestijnen de afgelopen jaren in ruime mate financieel heeft gesteund, dat het Tijdelijk Internationaal Mechanisme en de projectfinanciering door de EU sinds 2006 een belangrijke rol hebben gespeeld bij het afwenden van een humanitaire ramp in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever,
G. overwegende dat de belemmering van het verkeer van personen en goederen, en de binnenlandse onveiligheid in de Gazastrook een ernstige hindernis vormen voor de werkzaamheden van het Directoraat-Generaal humanitaire hulp van de Commissie, de VN-agentschappen, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en andere humanitaire organisaties die aan de bewoners van de Gazastrook hulp en steun bieden; overwegende dat de Europese Commissie, het VN-Ontwikkelingsprogramma, het VN relief and Works Agency en de Wereldbank een aantal infrastructuurprojecten hebben opgeschort doordat zij geen grondstoffen konden invoeren; overwegende dat deze humanitaire bureaus, agentschappen en organisaties hun werkzaamheden voortzetten ondanks alle belemmeringen; met klem erop wijzend dat de financiële toezeggingen die door de EU en haar lidstaten in verband met deze werkzaamheden zijn gedaan, moeten worden nagekomen,
H. overwegende dat het Kwartet in zijn verklaring van 23 september 2007 ernstige verontrusting heeft geuit over de toestand in de Gazastrook, tot een besluit is gekomen over het belang van voortzetting van onbelemmerde humanitaire en noodhulp, en heeft aangedrongen op voortzetting van de levering van vitale diensten,
I. overwegende dat verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnen die in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever wonen, in combinatie met het opnieuw op gang brengen van het vredesproces en het opzetten van functionerende Palestijnse instellingen, een sleutelelement is in het streven naar totstandbrenging van een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëliërs en Palestijnen,
1. geeft uiting aan de meest ernstige verontrusting over de humanitaire crisis in de Gazastrook en de eventuele ernstige gevolgen daarvan; wijst erop dat de mensenrechten en het internationaal humanitair recht in het gebied ten volle moeten worden geëerbiedigd; verzoekt alle partijen andermaal af te zien van geweld;
2. roept Israël ertoe op zijn internationale verplichtingen overeenkomstig de conventies van Genève na te komen om te waarborgen dat humanitaire hulp, humanitaire steun en vitale diensten zoals elektriciteit en brandstof de Gazastrook bereiken; dringt aan op opheffing van de blokkade van de Gazastrook; dringt er bij Israël op aan ervoor te zorgen dat het verkeer van personen en goederen bij Rafah, overeenkomstig de Overeenkomst inzake verkeer en toegang en de EU-missie voor bijstandsverlening inzake grensbeheer, alsook het verkeer van goederen bij Karni, mogelijk zijn; verzoekt de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie de volledige verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst te aanvaarden; roept Israël ertoe op de toevoer van financiële middelen naar de Gazastrook, die sinds 25 september 2007 is opgeschort, te waarborgen en is van mening dat het ontbreken van toegang tot financiële middelen ernstige gevolgen heeft voor het economische, sociale en dagelijkse leven van het Palestijnse volk;
3. verzoekt de Palestijnse Autoriteit en Hamas ondanks de politieke impasse het functioneren te vergemakkelijken van de overheidsinstellingen die vitale diensten leveren, alsmede van de internationale humanitaire agentschappen, bureaus en organisaties die streven naar verbetering van de levensomstandigheden van alle Palestijnen die in het gebied wonen;
4. verzoekt de Raad en de Commissie samen met de internationale gemeenschap essentiële humanitaire hulp aan de Palestijnse bevolking te blijven waarborgen, en met name te letten op de specifieke behoeften van bijzonder kwetsbare groepen; verzoekt de Raad en de Commissie er, overeenkomstig de Euro-mediterrane associatieovereenkomst met de Staat Israël(7) en de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst met de Palestijnse Nationale Autoriteit(8) , op toe te zien dat het internationaal humanitair recht en de mensenrechten in het gebied ook door niet tot de overheid behorende partijen ten volle worden geëerbiedigd om aldus een humanitaire ruimte te scheppen;
5. spreekt de wens uit dat het streven naar het bijeenroepen van een internationale vredesconferentie bijdraagt tot de totstandbrenging van een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëliërs en Palestijnen op basis van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, het recht van de Staat Israël te bestaan binnen veilige en erkende grenzen en het recht van de Palestijnen op een levensvatbare staat;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de gezant van het Kwartet in het Midden-Oosten, de fungerend voorzitter van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering, de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, de Israëlische regering en de Knesset en de regering en het parlement van Egypte.