PAX, Oxfam Novib en The Rights Forum hebben de afgelopen twee jaar via de rechter afgedwongen dat Nederland stopt met het leveren van onderdelen voor F-35 gevechtsvliegtuigen aan Israël. Tegen die uitspraak van het gerechtshof Den Haag – alweer van februari 2024 – was de Staat in cassatie gegaan. Na lang wachten deed de Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan in Nederland, op 3 oktober uitspraak in deze zaak. Hoe zat het ook al weer met deze rechtszaak?
Op 7 november 2023, precies een maand sinds Israël de aanvallen van Hamas met ongekend geweld in Gaza beantwoordt, onthult NRC dat de Nederlandse regering transporten van F-35 onderdelen voor Israël door laat gaan, terwijl ambtenaren waarschuwen dat dit strijdig is met internationale verplichtingen onder bijvoorbeeld het Wapenhandelsverdrag, waar Nederland partij bij is, omdat het risico levensgroot is dat Israël met de inzet van deze gevechtsvliegtuigen oorlogsmisdaden pleegt in Gaza. De onderdelen worden geleverd vanuit het F-35 European Regional Warehouse op vliegbasis Woensdrecht. Deze opslagplaats is een van drie distributiecentra die alle mogelijke reservedelen voor de F-35 verspreidt. Behalve Europese landen maakt ook Israël gebruik van Woensdrecht.
Kort daarop besluiten PAX, Oxfam Novib en The Rights Forum om de Staat in een kort geding aan te klagen met als doel deze uitvoer naar Israël te stoppen. In eerste instantie geeft de rechtbank Den Haag ons geen gelijk, ondanks dat het risico op oorlogsmisdaden erkend wordt. Op 12 februari stelt het gerechtshof ons in hoger beroep alsnog in het gelijk.
“Het hof oordeelt dat er een duidelijk risico bestaat dat met de F-35-gevechtsvliegtuigen van Israël ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd in de Gazastrook. Israël houdt bij haar aanvallen onvoldoende rekening met de gevolgen voor de burgerbevolking. Bij de aanvallen door Israël zijn disproportioneel veel burgerslachtoffers gevallen, waaronder duizenden kinderen. Op grond van verschillende internationale regelingen waarbij Nederland partij is, moet Nederland de uitvoer van militaire goederen verbieden als een duidelijk risico bestaat op ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht.”
Het hof beveelt de Staat om binnen 7 dagen een eind te maken aan de verdere uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël.
Deze uitspraak is een bijzondere overwinning omdat de rechter tot dan toe nog nooit maatschappelijke organisaties in het gelijk had gesteld als het gaat om wapenhandel kwesties; ook internationaal krijgt de zaak veel aandacht. Het is een klein lichtpuntje in een verder natuurlijk gitzwarte periode in Gaza.
Achterdeur
Kort daarna blijkt dat Nederland weliswaar de directe uitvoer vanuit Nederland verbiedt, maar niets doet om te voorkomen dat onderdelen vanuit Nederland via de Verenigde Staten of andere landen alsnog in Israël terechtkomen. Dat is van belang, omdat Nederland niet alleen de logistieke spil is, maar ook via bedrijven als Fokker en KMWE, onderdelen levert voor de wereldwijde distributiecentra én voor de bouw van nieuwe toestellen in de Verenigde Staten. Israël heeft op dat moment nog zo’n 36 toestellen in bestelling bij fabrikant Lockheed Martin. Wij menen dat uit het arrest van het hof logischerwijs voortvloeit dat ook niet via een omweg Nederlandse onderdelen in Israël terecht zouden moeten komen.
We spannen daarom opnieuw een kort geding aan waarin we stellen dat de Staat het arrest van het hof niet volledig naleeft. Op 12 juli 2024 oordeelt dezelfde rechter die ons ook een half jaar eerder in eerste aanleg ongelijk geeft opnieuw in ons nadeel: in de oorspronkelijke zaak zou volgens hem alleen zijn gegaan over directe transporten vanuit Nederland naar Israël ten behoeve van F-35 toestellen in Israëlisch bezit. Woensdrecht) en niet over export voor te bouwen toestellen, of voor andere regional warehouses voor reserveonderdelen.
Deze uitspraak betekent dus dat de leveringen via de Verenigde Staten niet worden gestopt. In de loop van de zaak is wel vast komen te staan dat er inderdaad Nederlandse onderdelen op die manier in Israël terechtkomen, omdat de Staat erkent dat sommige onderdelen van de F-35 alleen door Nederlandse bedrijven gemaakt worden en dus uniek en van cruciaal belang zijn voor het gevechtsvliegtuig.
Uiteraard zijn we gaan we ook tegen deze uitspraak in beroep gegaan: het is toch van de zotte als wat niet direct mag, wel via een achterdeur mag gebeuren. Dit deel van de rechtszaak loopt nog steeds.
Hoge Raad
Ondertussen gaan we ook naar de Hoge Raad, omdat de Staat in cassatie is gegaan tegen het baanbrekende arrest van het gerechtshof van februari 2024.
Op 6 september 2024 vindt die cassatiezitting bij de Hoge Raad plaats, waarbij het niet meer gaat over het vaststellen van de feiten – die de Staat inmiddels in grote lijnen ook niet meer zo lijkt te betwisten – maar om de toepassing van het recht. Kort gezegd: mogen maatschappelijke organisaties de Staat voor de rechter slepen als het gaat om wapenhandel zaken, en ook: welke ruimte hebben rechters om de Staat te dwingend te corrigeren kwesties van buitenlands beleid. In afwachting van de definitieve uitspraak van de hoogste rechtsinstantie in Nederland als het gaat om civiel recht, komt er eerst een belangrijk advies van de advocaat-generaal, die de Hoge Raad adviseert – niet-bindend maar wel zwaarwegend. Op 29 november 2024 adviseert hij dat het verbod op de Nederlandse export van F-35-onderdelen naar Israël, zoals bevolen door het gerechtshof, in stand kan blijven. Het hof heeft “kunnen oordelen dat er een duidelijk risico bestaat dat met de F-35-gevechtsvliegtuigen van Israël ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht worden gepleegd in de Gazastrook.” Omdat het kabinet dat risico onvoldoende heeft meegewogen, mocht de rechter een aanpassing van de F-35 exportvergunning eisen zodat Israël daar niet langer onder viel.
Meer dan een jaar na de zitting doet de Hoge Raad uiteindelijk op 3 oktober 2025 uitspraak. Kort samengevat: het gerechtshof had in februari 2024 niet zelf de uitvoervergunning voor die F-35 leveringen moeten beoordelen, maar had dat de Staat moeten opdragen, die dat nu alsnog uiterlijk half november gedaan moet hebben. Daarbij mag de minister van Buitenlandse Zaken alleen kijken naar de eisen waar zo’n vergunning aan moet voldoen op basis van internationale afspraken daarover, in dit geval vooral kijkend naar het risico op schendingen door Israël van het internationaal humanitair recht, en mag hij niet, zoals de minister eerder deed, eventuele schade aan de diplomatieke betrekkingen met derde landen (lees: de Verenigde Staten en Israël) meewegen.
Tegelijk bevestigt de Hoge Raad dat maatschappelijke organisaties wel degelijk het recht hebben naar de rechter te stappen voor wapenhandel gerelateerde kwesties; met het oog op de toekomst een heel belangrijke overwinning.
Ondertussen hebben we met deze rechtszaak bewerkstelligd dat sinds februari 2024 geen F-35 onderdelen meer (direct) vanuit Nederland naar Israël zijn gegaan. De (demissionaire) regering heeft aangegeven dat er ‘vooralsnog’ geen aanleiding is die leveringen weer toe te staan.
Gezien de Israëlische genocide van de afgelopen twee jaar in Gaza is het glashelder dat ondanks het staakt-het-vuren van dit moment de export van F-35-onderdelen naar Israël verboden moet blijven zolang de dreiging van mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden nog levensgroot is.
Frank Slijper, PAX
Overzichtspagina met onderaan ook links naar stukken uit de rechtszaak: