Door: Tasneem Zayan
(Vertaling: Marco in ’t Veldt)
De plek lijkt uitgestorven. De straten die gewoonlijk gevuld zijn met rumoer van mensen, zijn stil. Mensen staan levenloos op hun plaats. Hamada probeert het te begrijpen. Aan haar gezicht is te zien dat ze twijfelt. Begrijpt ze het goed? Of zal ze gaan klagen? Het gebrek aan voetgangers verraadt dat dit een plek is die je niet vaker bezoekt dan één keer per week. Je vraagt je af of mensen zich verborgen hebben, of dat mensen gewoon niets nodig hebben van de koopwaar die er wordt aangeboden.
Het is de groente- en fruitmarkt van Jabalya. De markt waar iedere dag de kraampjes met koopwaar worden opgebouwd en weer afgebroken. En iedere dag zetten de handelaars ze in een andere volgorde neer, in de hoop dat ze nú meer klanten krijgen. Er zijn meer groenten en fruit dan kopers op de markt te vinden. “En we bezwijken onder de woorden van bedelaars,” vertelt Abu Rami, eigenaar van een groentestalletje. Hij zegt: “De situatie is nu nog slechter dan eerst, vooral doordat de lokale productie erg minimaal is en we alles moeten importeren. En tijdens elke stap die we daarin nemen, moeten we geld betalen: belasting. En die moeten we sowieso betalen, of we nu verkopen of niet.”
Abu Rami praat verder. Rami staat al meer dan vijfendertig jaar op de markt. Zijn woede is zichtbaar in de rimpels op zijn gezicht: “Het is heel moeilijk, omdat de plaats van de grensovergang werd veranderd, van Karni naar Kerem Shalom. (Karni was een grensovergang voor goederen. Hij werd in 1994 geopend na de Oslo-akkoorden en in 2011 definitief gesloten door Israël, red.) Wij lijden daaronder. Vroeger ging een handelaar naar Israël en kocht wat hij wilde en verkocht dat hier tegen de juiste prijs voor de consument. Nu komen er allerlei onkosten bovenop de prijs en de klanten klagen. Bij stiltes sluit de handelaar zijn kraampje soms voor bijna een half uur. Op hoge toon zegt Abu Rami: “Kijk naar mijn handel, ‘s morgens verkoop ik niets. Iedereen vraagt naar de prijs van het fruit of de groenten en klaagt dan over de prijs, die niet te wijten is aan hoge winst.” Ze zeggen dat ze hun benodigdheden wel willen meenemen, maar tegen een lagere prijs. Onverrichter zaken verlaten ze dan de markt.
Hij vertelt verder over de moeilijke levensomstandigheden van de mensen, en legt uit dat een heleboel mensen wachten tot het groene fruit er slechter uit gaat zien en de prijs daardoor wat lager wordt. “Mensen hebben vaak maar de helft van het bedrag dat tegenwoordig nodig is voor een kilo komkommers of tomaten.” Abu Rami uit zijn frustratie over het gebrek aan lokale productie van citrusvruchten en groenten, en wijst op de grote impact van de sluiting van de grensposten en de smokkeltunnels. (De smokkeltunnels naar Egypte werden onlangs gesloten nadat het Egyptische leger de macht greep en president Morsi afzette, red.) “Sinds de sluiting van die tunnels en de grenzen, vinden we het erg moeilijk om te importeren wat we willen aan groenten en fruit en we betalen het dubbele van wat we er vroeger voor betaalden.”
Van hun kant hadden de burgers niet verwacht dat de prijs van groenten en fruit tot deze hoogte zou stijgen. Eén van de klanten: “Ik ben naar de markt gekomen met ongeveer veertig shekel, omdat ik dacht dat dat genoeg was, maar helaas. Ik ben helemaal verbaasd over de prijzen…” Haar woede is zichtbaar op haar gezicht: “Ik besloot om te kopen wat ik nodig heb aan groenten om mijn kinderen en mijn familie te eten te geven. Dan koop ik maar geen fruit, want dat is onbetaalbaar tegen deze prijs.”
Terwijl ik over de markt dwaal stop ik bij Haj Ibrahim. Die probeert de prijs van een halve kilo appels met vijf shekel af te dingen. Hij onderbreekt zijn onderhandeling omdat hij weigert om de appels tegen de gevraagde prijs te kopen. Ik vraag hem waarom. Haj Ibrahim: “De prijzen zijn geweldig hoog en ik kan niet aan alle levensbehoeften van mijn familie voldoen met groenten en fruit. Daarom geef ik mijn vijf shekels liever uit aan een bundel brood dan aan een halve kilo appels.” Hij wijst er op dat hij nog maar één keer per maand op de markt komt voor groenten en fruit: “Met mijn salaris kan ik geen groenten en fruit meer kopen.”
Aan de andere kant zit handelaar Mohammed Kahil te kletsen met zijn buurman, die lange uren in zijn winkel staat. “Groenten zijn essentieel voor elk huishouden maar slechts een enkeling koopt het nog. Mensen kopen nu eerder iets dat snel kan worden gekookt, want dat kost niet veel gas, en dat gas is vaak afgesloten. Ik verkoop mijn groenten nu voor dezelfde prijs als waarvoor ik ze koop van de groothandel.” Kahil wijst op zijn bloemkool waarvan hij hoopt dat hij die nog verkoopt, want ze blijven vaak lang liggen. Zijn gezicht staat zorgelijk: “De lokale productie in Gaza is erg minimaal, want je moet het water ervoor oppompen. De motor van de pomp werkt natuurlijk op elektriciteit, en die is er vaker niet dan wel. Gaza leeft in de duisternis. En wie elektriciteit (van een generator, red.) kan kopen betaalt op dit moment het dubbele van wat het normaal kost. Verder vertelt Kahil dat de grond in Gaza slecht bruikbaar is geworden voor landbouw sinds er witte fosfor op kwam, in de oorlog van 2008. (Israël gebruikte toen fosforbommen, red.) Hij zegt: “Ook de gastoevoer is zeer beperkt. Na de sluiting van de grensposten is de gasprijs ook erg omhoog gegaan.” Daarmee is samengevat hoe de groente- en fruitproductie in de Gazastrook ondermijnd is.
Een half uur ging voorbij en er kwam niet één klant om te kopen of zelfs om de prijs van de koopwaar te vragen. Kahil wijst er op dat het zo zelfs niet meer loont om te oogsten.
In dezelfde context klaagt fruithandelaar Abu Imad Ashour dat er dagen voorbijgaan dat hij niet verkoopt door de slechte economische omstandigheden: “Hele dagen gaan voorbij zonder dat ik iets verkoop. De klant houdt niet van de huidige prijs van fruit, en wil pas kopen als het minder duur is.” Hij vertelt bovendien dat hij de enige handelaar in de regio is die fruit verkoopt, maar zijn omzet is minimaal, omdat mensen door de omstandigheden alleen het aller-noodzakelijkste kopen, en groenten en fruit daarbij de sluitpost vormen. Hij vervolgt: “We verkopen onbeschadigd en gaaf fruit voor dezelfde prijs aan de klant als wij er voor betalen aan de groothandel Beit Lahiya, maar klanten wachten tot het er een dag ligt en ongeschikt wordt voor verkoop, en proberen dan af te dingen.
Het gebrek aan productie en consumptie op de markten van Gaza weerspiegelt in belangrijke mate het lijden van de gewone Palestijnse bevolking. Het enige dat mensen op de been houdt is hoop.
Tasneem Zayan is lid van het Doha Centre for Media Freedom Palestine een journalistencollectief. Op ons verzoek schrijven zij een serie artikelen over de situatie in de Gazastrook. Het vorige artikel dat in deze serie verscheen