Interview: Marco in’t Veldt
Johan Feitsma maakte deel uit van de handelsmissie van premier Rutte en minister Timmermans, die eind vorig jaar naar Israël en Palestina ging. “Wat me het meest trof, is de hoop.”
Bijna had hij hier niet meer gezeten: slachtoffer van een bomaanslag. Johan Feitsma doet er nuchter over. “Die bom was niet voor mij bedoeld, maar ik was wel net in de buurt.” In de buurt waren niet alleen een hoge Hamas-ambtenaar maar ook een jonge bouwvakker en een moeder met kind. Die werden gedood door de bom. Afzender: Israël. Johan: “Misschien had die Hamas-man wel iets op zijn geweten, maar zo’n bouwvakker? Een moeder en kind?” Johan kwam met de schrik vrij en met een stukje metaal in zijn rug, dat later werd verwijderd door een Palestijnse arts. Had de Israëlische bommengooier zijn dodelijke wapen tien meter verderop geworpen, dan was er een vriendelijke oude Nederlandse man van 74 jaar omgekomen. Zo’n man waarvan je meteen ziet ‘die heeft het goede met de mensheid voor.’ Maar hoe komt een Groningse boer terecht in een conflict dat de wereld al vijfenzestig jaar gegijzeld houdt? Johan: “Mijn dochter werkte ooit een tijdje voor de VN in Jeruzalem en vroeg mij om ook te komen. Ik vroeg haar of ik mij als gewone akkerbouwer wel kon aanmelden. ‘Natuurlijk, papa,’ antwoordde ze, ‘en dan kun je mooi bij mij koffiedrinken.” Zo kwam Feitsma via United Civilians for Peace (UPC) in een wereld terecht waar hij als gelovig christen al veel van wist. Maar heel veel wist hij ook niet, en wat hij daarvan leerde tijdens zijn verblijf in Jeruzalem, deed hem de ogen open gaan. Sinds twaalf jaar is hij vredesactivist. In zijn tuin wapperen twee vlaggen naast elkaar in vrede, waar men die elders nooit zo zal zien.
Johan: “Als christen dacht ik aan de Israëliërs als ‘het volk van God.’ Maar toen ik daar zag hoe ze met de Palestijnen omgingen dacht ik ‘ja, maar dit kan toch niet!’ Ik ben er toen drie maanden geweest, en in het totaal zes keer:vijf keer op de West Bank en één keer in Gaza. Als gewone boer krijg ik gemakkelijk contact met lokale boeren. Wat me trof: ze zijn zo vriendelijk en hebben nog steeds hoop. Hoop dat het vrede wordt. Heel anders dan in Israël. Dat is gewoon een Westers land. In de bus zitten mensen koud en zwijgend te kijken. Die Palestijnen ontvingen me heel warm en hartelijk. Ja, er gebeuren daar natuurlijk ook vreselijke dingen, het zijn geen heiligen, maar ik ben overal bijzonder vriendelijk ontvangen.”
Tijdens zijn laatste reis had Johan hoog gezelschap: de premier en de minister. Feitsma: “Ik nam deel aan de voorbereidingen van de handelsmissie en werd vervolgens gevraagd zelf ook mee te gaan. Dat deed ik toen als zakenman in pootaardappelen. Met name Gaza is daar een erg goed gebied voor. Tijdens de reis heb ik de premier en Timmermans trouwens nauwelijks gezien. Er waren verschillende programma’s. Ja, er was het incident dat Rutte een scanner wilde aanbieden aan Israël. Officieel laten de Israëlisch namelijk haast geen vrachtwagens door de grens om veiligheidsredenen. Met die Nederlandse scanner zouden ze snel kunnen zien of vrachtwagens wapens of dergelijke smokkelden. Daardoor zou de im- en export van de Palestijnen wat normaler kunnen worden. Maar dat is natuurlijk helemaal niet de bedoeling van Israël! Die willen de Palestijnse economie zoveel mogelijk afknijpen.”
Als vredesactivist deden Feitsma en zijn vrouw Aafke op eerdere reizen ook mee aan acties om olijfbomen te planten. Niet alleen omdat de Israëli’s die omhakken. Johan: “De Palestijnse boeren wonen niet op boerderijen maar in dorpen, vrij ver van hun land. De slechtste stukken grond bebouwen ze vaak niet meer. Officieel vervalt grond na drie jaar aan de staat Israël, als die niet bebouwd wordt. Daarnaast zijn er ook vaak acties van kolonisten die stukken grond inpikken. Die zetten daar stiekem een hek omheen en bewaken dat. Als de Palestijnen hun grond komen terugeisen, deinzen de kolonisten niet terug voor geweld. Vandaar dat we grond proberen te behouden voor de Palestijnen door daar olijfbomen op te planten. En daarmee geven we de mensen ook hoop, het gevoel dat de wereld hen niet vergeten is.”
Thuis in zijn eigen kring moet Feitsma zich vaak verdedigen. Hij is ‘voor de Palestijnen.’ Johan: “Dat is helemaal niet zo. Ik heb een missie: ik ben voor de vrede. Voor het bouwen van bruggen. Daarom hangen die twee vlaggen ook in mijn tuin. Ik denk dat er één staat moet komen met gelijke rechten voor iedereen. Palestijnen hebben een slechte naam door de terreuraanslagen uit het verleden. Maar valt het u niet op dat die aanslagen er helemaal niet meer zijn? Het hek tussen Israël en de West Bank is nog lang niet af. Als je aanslagen wilt plegen, kun je daar zo over. Nee, het is zo dat de meeste Palestijnen er van overtuigd zijn geraakt dat er meer te bereiken valt met geweldloos verzet. Israël is bijvoorbeeld als de dood voor een economische boycot. Andersom houdt het geweld nog niet op, hoor. Ik lees net weer een stuk dat er een nieuw huis met kolonisten in Hebron komt. Daar wonen zo’n 800 kolonisten, omgeven door 2000 Israëlische soldaten.
Ondertussen merk ik dat de houding in Nederland ook wel aan het veranderen is. Ja, zelfs in mijn eigen familie heb ik na twaalf jaar nog mensen die het helemaal niet met me eens zijn, maar in Nederland als geheel, wordt er in kranten bijvoorbeeld steeds eerlijker geschreven over de situatie daar.
Wat mij altijd weer inspireert is de hoop van de Palestijnen zelf. Nederlanders zeggen wel eens ‘je verandert er toch niets aan,’ maar dan zeg ik ‘nietsdoen helpt helemaal niet.’ Ik zie die hele situatie daar trouwens niet als een conflict maar als een probleem. In Zuid-Afrika vocht je ook niet tegen blank of zwart, nee, het probleem was de Apartheid. Hier is het probleem dat de Palestijnse bevolking al 65 jaar door de staat Israël wordt onderdrukt. Steeds meer Israëliërs zien dat ook wel en willen verandering. Tijdens de afgelopen missie heb ik gesproken met Palestijnse en Israëlische boeren, die willen wel. Die zien ook wel dat het zo niet langer kan. Alleen mensen als Netanyahu – ik heb nog aangezeten tijdens een banket met hem, hij moest eens weten – willen dat niet. En de kolonisten. Die hebben onevenredig veel invloed in het leger, omdat ze veel kinderen hebben. Maar ik denk altijd maar: tot ’89 had ik nooit gedacht dat de Berlijnse muur zou vallen, dus je weet maar nooit wat er in het Midden-Oosten nog eens gebeurt.”