DOOR Shahd Abusalama

Deze week kunnen we niet voorbijgaan aan prins Philip, de hertog van Edinburgh en echtgenoot van koningin Elizabeth II die afgelopen vrijdag is overleden. Hij was ongeveer even oud als mijn overleden grootmoeder Tamam. In 1948 schatte UNRWA, het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen, dat ze in 1922 was geboren, een jaar na Philip. Bij gebrek aan de privileges die hij wel had om 99 jaar te worden, stierf zij in 2006. Opmerkelijk is dat Tamam en Philip meer dan een kwart eeuw ouder waren dan de staat Israël. Maar zo’n eenvoudig feit wordt verhuld in documenten. Haar Palestijnse identiteitskaart uitgegeven door Israël – en trouwens afgegeven aan iedereen van de “Nakba-generatie”, degenen wier leven op zijn kop stond door de gebeurtenissen van 1948 – identificeerde haar geboorteplaats als Israël. De combinatie van macht en toeeigening leidde ertoe dat de geografische benaming van die tijd, “Palestina”, niet werd erkent. In de woorden van de dichter Mahmoud Darwish: “Lady Earth, moeder van alle begin en einde / Ze heette Palestina / en ze wordt nog steeds Palestina genoemd.”  Ten behoeve van de geschiedschrijving  heb ik het woord ‘Israël’ omcirkeld en vervangen door ‘Palestina’. 

ID kaart van de moeder van de auteur met het gecorrigeerde geboorteland niet Israel maar Palestina

Toch gaat dit essay niet alleen over de politiek van naamgeving, maar ook over hoe personages als Philip en koloniale ondernemingen zoals Israël nog steeds worden gevierd. Een petitie waarin wordt opgeroepen om een herdenkingsstandbeeld in Londen op te richten nadert 10.000 ondertekenaars, terwijl mijn grootmoeder zo’n viering van haar leven meer waard was. Brits nieuws viert momenteel het zogenaamde  buitengewone leven van Zijne Koninklijke Hoogheid, deelnemend aan een processie die de medeplichtigheid van Philip en zijn familie aan de Israëlische ontmenselijking van de Palestijnen herschrijft. mijn grootmoeder was misschien niet koninklijk of zo bevoorrecht als Philip, maar ze leefde een gelukkig, eenvoudig leven in het dorp Beit Jerja ten noorden van Gaza, op het land dat ze liefhad en koesterde, het land dat omgekeerd haar voedde en koesterde.

In 1948 was Beit Jerja een van de 418 Palestijnse dorpen en steden die volledig ontvolkt en verwoest werden. Na de oorlog werden veel ruïnes bedekt met groene parken in een daad van memoricide, om herinneringen aan de eerdere Palestijnse aanwezigheid te verbergen. Mijn grootmoeder verloor alles in de Nakba, samen met 750.000 Palestijnen die vluchtelingen werden. Met haar familie zocht ze haar toevlucht in Gaza, waarvan ze dachten dat het tijdelijk was, en met het voornemen om binnen enkele weken terug te keren naar hun oorspronkelijke dorp. Ze hield vast aan deze droom en gaf hem nooit op. Het was haar levenslied. Twee generaties later werd ik echter in datzelfde kamp Jabalya geboren, het grootste kamp in het bezette Palestijnse gebied. Toen ze bijna twee decennia geleden stierf in Jabalya, was het maar een paar kilometer van Beit Jerja, waar ze begraven wilde worden.

Omgekeerd overlapte Philip’s leven de laatste generatie van het Britse imperiale rijk. Geboren als zoon van Griekse en Deense koninklijke families, en een directe afstammeling van koningin Victoria, strekte zijn vertrouwde banden zich uit over heel Europa  verbonden door het tijdperk van koloniale verovering. Zijn oom, Lord Mountbatten, werd benoemd tot de laatste onderkoning van India, een functie die hij bekleedde tot de Indiase onafhankelijkheid, hetzelfde jaar waarin hij met koningin Elizabeth II trouwde, en het laatste volledige jaar dat mijn grootmoeder in Beit Jerja woonde.

Terwijl Britse imperialisten zichzelf zagen als leveranciers van ”modernisme en verbetering’ die van Engeland naar het rijk vloeiden, was hun strategisch belang in feite hebzucht: controle over de rijkdom, de middelen en het menselijk kapitaal van de gekoloniseerde bevolking in de vorm van de meedogenloze trans-Atlantische slavenhandel.

Palestina werd in 1920 een Brits mandaat, twee jaar voordat mijn grootmoeder werd geboren. Velen zagen de Britse heerschappij als verraad van het recht en de belofte van onafhankelijkheid die tijdens de Eerste Wereldoorlog was gedaan. Dit verraad werd verder verankerd op de dag dat Britse troepen en bestuurders uit Palestina vertrokken en Israël zichzelf tot een onafhankelijke staat uitriep. Tegen 1949, aan het einde van de oorlog, had Israël 78% van het historische Palestina in handen, was mijn grootmoeder  een vluchteling en was Philip luitenant op een Brits schip gestationeerd in Malta, toen een Britse kolonie.

Vanaf dat moment heeft Groot-Brittannië een aanhoudende voorkeur voor Israël en een minachting van de Palestijnse rechten en levens, zelfs terwijl de koninklijke familie zelf decennialang  reizen naar de regio heeft geboycot, wat als een afkeer van de bezetting wordt beschouwd. Dit veranderde toen het rijk viel en Engeland een prominente aanhanger van Israël werd, politiek, economisch en militair. De banden van de Britse koloniale overheersing tot vandaag mogen niet onder het tapijt worden geveegd, vooral omdat Palestijnen vastzitten in ononderbroken cycli van geweld, leven onder een complex systeem van deels apartheid, deels kolonisten-kolonialisme en deels militaire bezetting.

Philip heeft in feite de ‘eer’ om de openbare afwijzing van Israël door de monarchie te doorbreken door de eerste koninklijke vertegenwoordiger te worden die Israël en Oost-Jeruzalem bezocht. Zijn moeder, prinses Alice van Battenberg, van wie hij het grootste deel van zijn leven vervreemd was, bood tijdens de Tweede Wereldoorlog met name onderdak aan Joodse vluchtelingen in haar huis in Athene. Philip woonde op dat moment in Engeland en diende bij de Britse Marine. Na haar dood in 1969 werd ze begraven in Engeland, maar haar stoffelijk overschot werd in 1988 overgebracht naar de Olijfberg in Oost-Jeruzalem. De regeling kwam tot stand na bemiddeling door de Griekse en Russische kerken, ook al bevindt de site zich in bezet Palestijns gebied.

In 1994 werd Philip het eerste lid van de Britse koninklijke familie die Israël en het bezette Palestijnse gebied bezocht sinds het eind van het  mandaat. Hij woonde een ceremonie voor zijn moeder bij in Yad Vashem, het Holocaustmuseum in Jeruzalem, en bezocht haar graf. Sindsdien hebben ook andere royals het land bezocht. De heiligheid van de grond is gestolen door hun imperialistische houding. Als Philip zich bij zijn moeder op de Olijfberg had willen  voegen, zouden zijn privileges hem dat toelaten. Maar mijn grootmoeder kreeg niet hetzelfde privilege, omdat ze Palestijnse was. Begrafenissen in mijn vaderland mogen geen luxe zijn die wordt geboden aan een buitenlandse monarchie wanneer de inheemse bevolking wordt belet zelfs maar hun oorspronkelijke land te bezoeken. Hun connectie was gebaseerd op een fantasie die generaties overspant, terwijl de connectie van mijn grootmoeder vanzelfsprekend is, maar werd ontkend.

Een screenshot van de grootmoeder van de auteur uit de documentaire “and still they dance” van Musheir Al-Farra (AFBEELDING: MUSHEIR AL-FARRA)

Toen mijn grootmoeder overleed, was dat diep schokkend. Tot het einde toe was ze fit en alert, met een scherp geheugen. Tot de laatste week van haar leven miste ze nooit een dagelijks bezoek aan de duivenkooi op het dak van  ons huis in een gebouw van vijf verdiepingen. Ze stierf in een tijd dat Gaza te maken kreeg met geweld van ongekende omvang. Ze stierf plotseling en vredig, maar ze was uitgeput. Een paar dagen eerder besloot ze bij mijn oom te blijven, omdat het haar veiliger leek dan bij ons – Israëlische tanks rukten op in de buurt. Tijdens haar verblijf bij mijn oom in 2006, vielen Israëlische troepen Beit Lahia en Beit Hanoun binnen iets meer dan anderhalve kilometer naar het noorden en bombardeerden willekeurig huizen van burgers, waarbij 19 doden en 40 gewonden vielen. Mijn grootmoeder kon het niet aan en ze stierf aan een plotselinge hartaanval. Wij geloven dat ze stierf van angst.

Niet lang voordat ze stierf, toen ik 14 was, nam ik deel aan een opleiding voor het maken van documentaires. Een keer kreeg ik de opdracht om de camera mee te nemen en een dag thuis te filmen. Ze zag me een middelgrote videocamera en de standaard vasthouden terwijl ik naar het dak van ons gebouw klom. Toen ze vroeg wat ik ging doen, zei ik: “Ik ga gewoon de zonsondergang opnemen voor mijn documentaire cursus.” Welke excuses ik ook gaf, ze was doorslaggevend: “Geen zonsondergang en geen opnames. Een soldaat maakt geen onderscheid tussen een kind dat een videocamera opzet en iemand die een raket lanceert.”

Verschillende andere herinneringen die ik aan haar heb, geven aan dat ze diepgaand getekend was door de omstandigheden. Ze was op onverwachte manieren overdreven voorzichtig. Ze begroef scharen, messen en elk ander soort scherp huishoudelijk gereedschap in de tuin wanneer ze hoorde dat er een militaire invasie in de buurt was. Ze had zoveel zoveel pijn ervaren door de behandeling van Israëlische troepen dat ze geloofde dat ze wat onmenselijkheid betreft tot alles in staat waren.

Ondanks haar ontberingen was het leven van mijn grootmoeder een  buitengewoon leven van strijd voor waardigheid. Ze was een moeder van acht kinderen. Ze was onze belangrijkste beschermer toen er nachtelijke invallen in ons huis plaatsvonden; het laatste gebeurde een maand na mijn geboorte toen mijn vader werd meegenomen door een enorme militaire macht die midden in de nacht het huis binnendrong, alles op zijn kop zette en zijn schriften en familiealbums in beslag nam. Op een gegeven moment werden vier van haar zonen tegelijkertijd vastgehouden in Israëlische gevangenissen, verspreid over Gaza en de Nafha-gevangenis in de Negev-woestijn. De langstzittende was mijn vader, die in totaal 16 jaar vastzat (1972-1985, 1988, 1989 en 1991). Deze ervaring vormde voor haar een zware last op middelbare leeftijd, die was gewijd aan het welzijn van haar kinderen tijdens de verschillende vormen van gevangenschap.

Ze miste nooit een bijeenkomst voor Palestijnse politieke gevangenen. Terwijl ze bleef zorgen voor haar andere kinderen en mijn grootvader die een lichamelijke handicap had, slaagde ze erin tijd te vinden om met plakkaten van haar vastgehouden zonen naar  het Rode Kruis-kantoor in Gaza te gaan. Zoals veel gewone Palestijnen heeft ze nooit publieke erkenning gekregen voor haar offers en zorgzaamheid. Ze heeft zich nooit onderworpen aan onderdrukking en heeft haar kinderen en kleinkinderen de moed bijgebracht om de heersende macht met de waarheid te confronteren. Ik ben terughoudend om te spreken over haar ervaring als moeder van politieke gevangenen omdat ik twijfel of ik haar recht doe maar ze vatte het vaak als volgt samen: “Ik wens het mijn ergste vijand niet toe”

op de foto houdt de vader van de auteur het krantenknipsel vast waarop zijn vrouw protesteert tegen een controlepost in haar eigen straat

Mijn grootmoeder was zeer geliefd en gerespecteerd, vooral door mijn vader, die vaak zei dat hij zijn kracht en overleving aan haar te danken had, zowel binnen als buiten de gevangenis. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik haar en de unieke relatie met mijn vader begreep. Ze was onzelfzuchtig; ze wijdde haar leven aan haar gezin; als moeder had ze een beschermend instinct met soms fysieke gevolgen: Meer dan eens plaatste ze zich tussen soldaten en haar zoons, waardoor ze klappen kreeg. Ik herinner me haar als een heldin die zich altijd verzette tegen onrecht als het gebeurde. Een foto van haar stond ooit tijdens de eerste Intifada in een plaatselijke krant. Ze was onbevreesd en schreeuwde woedend naar een tot de tanden toe bewapende Israëlische soldaat bij een controlepost in haar straat. Wat de foto niet laat zien, is dat de militaire barrière haar de toegang belette tot haar eigen huis als gevolg van de avondklok wat vaak betekende dat militaire controleposten plotseling op willekeurige plaatsen werden afgekondigd als het Israëlische soldaten zo uitkwam. Mijn vader verborg het krantenknipsel tegen de wens van mijn grootmoeder in, omdat ze vreesde dat het tegen haar en haar familie zou kunnen worden gebruikt, en tijdens de tweede Intifada  bleef zij erop aandringen om het weg te gooien. Dergelijke foto’s  die getuigde van Palestijns verzet, waren vaak een voorwendsel voor arrestatie. Dus hoewel zo’n foto een bewijs van verzet en waardigheid is voor de bezette mensen, wilde mijn grootmoeder dat bewijs vooral vernietigen. Het beeld legt echter een onschatbaar moment vast waarop de militaire macht zwakker is dan een vrouw die rechtvaardigheid eist. Ze was in mijn ogen groter dan de zon. Ze heeft mijn broers en zussen en mij mede opgevoed. Hoewel ik niet wil meedoen aan het romantiseren van Palestijns verzet, als natuurlijke reactie op onderdrukking, mijn grootmoeder koesterde een levenslange dorst naar veiligheid, zelfs in haar huis, een dorst die alleen zou zijn gelest als ze tijdens haar leven had kunnen terugkeren naar haar oorspronkelijke huis in Beit Jerja.

bron: The parallel lives of Prince Philip and my grandmother – Mondoweiss